35.
herinnering in ochtendgloren
terwijl de zon haar eerste stralen
naar half gesloten wimpers werpt
dringt bij het ochtendgloren
een vrolijk kip-gekakel
door nog afwezige trommelvliezen
en in mijn sluimerend bestaan
voel ik jouw ogen zacht en teder
dwalen over glooiend lijflandschap
je elleboog stevig in het matras geplant
rust je hoofd op je hand
wat ben je mooi zeg je
als je - zo zacht -zo vrouw
zo weerloos -en zo kind
zo verleidelijk kronkelstrekkend
wakker wordt in dit warme nest
je kust het kuiltje in mijn hals
wijsvinger en ogen zoeken hun weg
je hoofd begraaft zich
in de welving van mijn buik
weldadig warm verlangen strekt zich in mij uit
vindt antwoord in versmelting
dan omzichtig kussend
in omgekeerde volgorde
wandel je terug
naar je hoofd op je hand
vanuit dat perspectief
koesteren je ogen
nog even je geliefde landschap
ik ga de kipjes voeren
en een vers eitje voor je halen
fluister je zacht
met omfloerste stem
terwijl je lippen dit moment
bezegelen in eeuwigheid
wil ik voor altijd zo ontwaken
|