34.
langs water
stil loop ik over glibberige
half bevroren paden
wanhopige schouders
keren stijf naar binnen
en houden mij vast
statig nadert de zwaan
koud koningsblauw water
volgt golvend haar gang
tot zij me ziet
en hoopvol naar de kade zwemt
niets heb ik te bieden zwaan
dan wanhopige schouders en
gebalde vuisten
die mij gevangen houden
sierlijk keert zij om
haar nek fier omhoog
laat zij verwachting los
en scheert vol nieuwe hoop
naar het moment van nu
neem mij mee roep ik nog
neem me mee.....
|