26.
bevroren ziel
waarom ik zo ineens
zo diep bedroefd
in het donker van een koude avond
in dikke deken ingerold
verwarming gloeiend hoog
toch maar niet warm kan worden
een vraag die-in mijzelf gekeerd
en uit het lood geslagen
omhoog borrelt in sombere gedachten
waar onmiskenbare waarheid
te groot om te bevatten
zich nestelt in spelonken van mijn ziel
die het pulseren van het bloed
onachtzaam ruw verijdelt
in eenzaamheid bevriest
de vrede wreed verstoord
besef ik dat dit ijzig lot
mij niet alleen behoort |